De renaissance speelt zich af in 1500-1700. Het betekent
letterlijk “wedergeboorte”. De wedergeboorte in deze tijd hield in dat mensen
niet meer dachten aan “Momento Mori”, wat inhield dat mensen bang waren voor de
dood, maar dachten “Carpe Diem”, wat “Pluk De Dag” betekent. De Gouden Eeuw
kwam na de renaissance en was voor Nederland, toen nog de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden, een tijdperk van economische en culturele voorspoed.
Kenmerkend voor de renaissance was dat mensen hun
middeleeuwse wereld doorbraken. Ontdekkingsreizen vonden plaats, waardoor er
nieuwe producten werden aangevoerd, zoals specerijen en ivoor. Ook ontstond er
wetenschappelijke nieuwsgierigheid wat leidde tot uitvindingen en nieuwe
inzichten. God stond niet meer in het middelpunt, maar juist de mens zelf. Wat
ook kenmerkend is voor de renaissance is dat mensen, vooral schrijvers en
andere kunstenaars de oudheid gingen ontdekken.
De mensen zien er deftig uit of juist verkleed, omdat ze
meedoen aan één van de geliefde en opkomende toneelstukken. Want de
toneelstukken werden nu echt opgevoerd en niet meer voorgelezen van een blaadje,
terwijl de acteur er zelf ook bij stilstond. De toneelwereld veranderde en
zeker in de goede zin. Mensen vonden het leuk en er ontstonden ook meerdere
soorten genres. Je had tragedie, wat aan een paar regels moest voldoen:
-
Dichtvorm
-
Vijf bedrijven
-
Rei of koor moet zingen of spreken
-
Drie eenheden
-
Een held
De ene tragedieschrijver hield zich wel perfect aan de
regels, de andere lapte ze een beetje aan de laars.
Ook had je komedie, mensen hielden hier erg van, omdat het
lachwekkend was.
Epos was ook een genre, dit is een verhalend gedicht
van enige omvang en vrij verheven van toon waarin het leven wordt beschreven
van een held.
Het petrarkisme kwam ook op, dit was het verlangen naar de
onbereikbare vrouw.
Nog een geliefd genre was het emblematiek. Een emblema is
een praatje met een plaatje.
Als laatste hadden we nog de proza, de taal van de
filosofie, van de geschiedschrijving en van wetten en voorschriften.
Belangrijke Nederlandse literatuurschrijvers waren:
-
Jacob Cats
-
P.C. Hooft
-
Joost van den Vondel
-
G.A. Bredero
Deze schrijvers hadden verschillende doelen om de klassieke
oudheid na te volgen:
-
Translatio, een zo mooi mogelijke vertaling van een
klassiek stuk te schrijven
-
Imitatio, nabootsing
-
Aemulatio, overtreffen, iets wat Joost van den Vondel
probeerde met zijn stuk “Gijsbrecht van Aemstel".
De mensheid had onderlinge verdelingen, wat vooral met arm
en rijk te maken had. De rijken praatten daardoor dan ook plechtiger en
deftiger dan armen. Wel dachten de meeste mensen hetzelfde: “Carpe Diem”. Wat
ik aan het begin van deze tekst al besproken heb.
Wat een typisch iets was van de renaissance was deze
tekening. Dit is een mooi voorbeeld van kunst (wat geen droevige elementen
bevat zoals bijvoorbeeld de dood) en wetenschap. Mensen ontdekten het menselijk
lichaam, kunstenaars waren geïnteresseerd en zagen hoe ze hiervan kunstwerken kunnen maken (deze tekening is van Leonardo Da Vinci). Wetenschappers vonden uit hoe het menselijk lichaam in elkaar
stak. Dit is een heel goed voorbeeld dat laat zien dat de mens nu in het
middelpunt staat en niet God.